terug naar vorig scherm

De schuttersgilde van Sint Sebastiaan
een historisch overzicht


Eeuwen terug werd te Pervijze de boogschuttersgilde van Sint Sebastiaan opgericht. Wanneer de oprichting van deze vereniging gebeurde is niet te achterhalen maar reeds in de 15de eeuw bestonden er schuttersgilden in ondermeer Nieuwpoort, Veurne, Diksmuide, Lo, Steenkerke en Lombardsijde. De kans is groot dat ook Pervijze reeds in die tijd een dergelijke gilde gekend heeft.

Veel gegevens over de geschiedenis van deze vereniging zijn niet gekend.

Aanvankelijk hadden de schuttersgilden een militair karakter maar later werden ze meer en meer verenigingen die enkel een sociaal en ontspannend doel hadden.

Het bestuur van de gilde bestond uit een hoofdman, een koning (die de gaai schoot), de deken die de juwelen van de gilde moest bewaren, de kapitein, de proost en de griffier (schrijver). Onder de bedieningen noemen we nog de knaap, de vaandrig (vlaggendrager) en de nar die tijdens de stoeten de toeschouwers moest amuseren met zijn zotte kuren.

In 1805 luidde de volledige titel van de gilde als volgt : 'Geoctroieerde Ridderlijke Gulde van den Heyligen Martelaer en Ridder Sebastianus, onderhouden binnen de prochie van Pervyse'. De melding dat het hier om een geoctroieerde gilde gaat, moet aanduiden dat de stichting gebeurde met toestemming van de overheid en dat de activiteiten plaatsgrepen onder het toeziend oog van de overheid.

De vroegste vermelding van de schuttersgilde te Pervijze vinden we terug in een rekening voor de jaren 1674 - 1675. Jacques Eyerman, herbergier van het Vergulde Vlies, heeft 28 schellingen voorgeschoten 'over de teyre bij de schotters vereert hebbende het Heyligh Sacrament'. Ter gelegenheid van datzelfde feest van de schutters, werd er een plechtig lof opgedragen ter ere van de Heilige Sebastianus.

In de rekening van 1676 - 1677 wordt de schuttersgilde opnieuw vermeld. Louys de Beele moet vergoed worden voor het verteer dat de schuttersgilde in zijn herberg deed, dit nadat ze opstapten in de processie ter ere van het Heilig Sacrament. Deze processie en het daarbijhorende feest greep plaats op kermisdag.

In 1681 nodigde de schuttersgilde van Veurne al de Sint Sebastiaangilden van Vlaanderen uit voor een grote schieting te Veurne. Dit feest greep plaats van 9 juni tot 21 juli, elke dag met uitzondering van de woensdag, toen reeds marktdag te Veurne. Onder de aanwezige gilden stippen we deze aan uit onze streek : Avekapelle, Lampernisse, Oostkerke, Steenkerke, Lo, Werken, Zevekote én Pervijze.

Dan maken we een sprong tot het einde van de volgende eeuw, toen in 1789 de gilde van Veurne zijn narrenkleed verkocht aan de gilde van Pervijze, voor de som van 38 Pond Parisies.

Zoals het vanouds de gewoonte was, deed de gilde op Sint Sebastiaansdag (= 20 januari) een plechtige mis opdragen. Daarvoor werd aan de pastoor op het einde van de 18de eeuw een vergoeding van 5 Pond betaald. De volgende dag werd ter intentie van de afgestorven gildebroeders een gelezen mis opgedragen, waarvoor één Pond betaald moest worden. Hiervan maakte de pastoor in zijn rekeningenboek de volgende aantekening : 'De gilde van Ste Sebastianus vraeght jaerlickx voor St Sebastiaens daghe een solemnele misse t' stipendium deser bij oud gebruyck is 5 P par voor den heer Pastor, en 's anderendaeghs eene lesende misse stip. 1 P. Par.'

In datzelfde rekeningenboek worden de jaarlijkse vereffeningen voor het opdragen van die missen trouw opgetekend door de pastoor. In 1793 betaalde de toenmalige deken van de gilde, Jacob Millevert, de som van 7 pond : 5 voor de plechtige mis, 1 voor de gelezen mis en nog 1 pond voor het overleden lid Emmanuel Annijs, bakker te Pervijze, die overleed daags na Kerstmis 1792. In 1793 deed Deken Ketelers een mis opdragen voor Isabella Goemaere : ook vrouwen konden dus lid zijn van de schuttersgilde. In de volgende jaren werden nog missen opgedragen voor Rosa Ameloot (1794), 'heer' Boonefaes Ferdinand Jacob (1794). Hij was griffier te Pervijze en schepen van de Kasselrei Veurne. Nog in 1794 wordt een mis opgedragen ter ere van Isabella Gerardts en in 1796 overleed Petronilla Millevert, ook lid van de schuttersgilde.

Door de Franse overheersing mochten vanaf 1797 in de kerk geen missen meer worden opgedragen. De kerk werd gesloten en pastoor Caestryck werd verbannen naar het Franse eiland Oleron.

De schuttersgilde bleef ondanks de woelige tijden verder zijn schietingen organiseren. In 1801 deed zich bij een prijsschieting echter een dodelijk ongeval voor. Met Rousdammekermis, op 1 oktober, was er schieting in de weide palende aan de herberg en hofstede 'De Drie Zwaentjes'. In die tijd was die herberg/hofstede eigendom van Jacob Laurens Millevert, zoon van Bernard die een hofstede uitbaatte in 's Heerwillemskapelle. De uitbater van de Drie Zwaantjes was toen Pieter Millevert, een familielid van Jacob Millevert.

Op die bewuste dag, 1 oktober 1801, was men volop bezig met schieten toen plots een hengst, eigendom van Joannes Zwaenepoel, landbouwer op Rousdamme, uitbrak en terecht kwam op de weide waar de schieting plaatsgreep. Het beest geraakte vast in de touwen die de schietconstructie recht hield waardoor deze afbrak en terechtkwam op het hoofd van Jacob Millevert. Hulp kon niet meer baten : hij was op slag dood.

Dit tragisch voorval wordt op een plezante manier (omdat het slachtoffer in zijn leven 'altijd plaeysierig' was) uit de doeken gedaan in één van de dagboeken van Serafien StMartin, in die tijd inwoner van Pervijze en begenadigd verteller. Zijn verhaal :

"Op den 9den Vendémaire, 10e jaer, Eersten october in't jaer ons Heeren Jesu Christij 1801 zijnde eenen donderdag naer middag ontrend den drie ueren, is Jacobus Laurens Milleuert, den zoone Bernard landsman tot 's Heer Willems Capelle verongelukt in zijne weede, alwaer d'herberge genaemd de drie Swaentjens tot Rousdamme in staet, bewoond bij Pieter Milleuert zijnen neven ; welk ongeluk veroorsaekt is door het schieten van prijs-gaeijen ; welke exercitie te dien tijde geweldig in gebruijk was, zoo dat dito Milleuert door zijn versouk en devoiren aengeleid hadde om eene gaeyschietijnge in dito weede tot Rousdamme op te rechten ; soo dat zij den 29en septembre 1801, zijnde Sinte-Michiels dag ende Rousdamme kerremisse naer dat dito Milleuert alle de gaeyschieters in zijn huijs getracteerd hadde, in de selve weede geschoten hebben ; den eersten octobre daer naer al wederom een nestje gaeykens opgerecht ende naer wederom nu in d'herberge genoten te hebben het noene mael, is dito Milleuert g'heel verblijd ende wel gezint, met alle zijne mede-plegers getreden met eenen manafugen ende furieusen moed, om te bestormen met hunne bogen ende plompe pijllen dese voornoemde gaeykens, de welke simple en eenvoudig waeren ende nieumand geen kwaed wilden noch en deden ; en zij schoten hevig tot drie ronden ; zoo dat eenen deser gaeykens afgeschoten wierd. Daer door d'andere gaeykens g'heel desolaet en tot d'er dood bedroeft wierden ende seijden tegen den grooten ofte oppergaey : Papa, hoe is't mogelijk dat wij die niemant en misdoen, hier soo vervolgt, geschoten, ende gedood worden van dese haentjens die zoo veel leeger zijn als wij. Zoo beslooten dese hooge (en dog maer kleene) gaeykens de leege en groote gaeyen-bende schielijk te besprijngen, soo dat dese kleene gaeykens met tg'heel hunne bende, nest, perse en de magt met eenen geswinden vlugt, vlogen nederwaerts tot in den trop der groote gaeyen ; waerdoor dat eenen der groote gaeyen ; end 't was juijst Jacobus Lourentz Milleuert, zijnde den auteur ofte oppergaey vande schieters bende, seer jammerlik gerocht was van een stuk der gaeypersse van zijden op zijn hoofd, dat hij nedersonk en sonder spreken in drie minuten tijdts, onder de doode rompen geteld was, waer op gemaekt was het volgende versken :

De kleene gaeyen stonden tegen de groote op
en zij verpletterden een grooten gaey zynen kop
waer door dat de ander waeren geheel ontsteld,
ende verliten haestelick het gaeyenveld
De kleene gaeykens hebben door hunne rassigheijt
het veld blijven behouden ; en hebben dan geseijd
al lachen : nu zullen wij niet meer zijn verraen
van die, die wij noeijt geen kwaed en hadden gedaen

Het slachtoffer werd in een zetel naar huis gedragen en de zaterdag daarna werd hij 's namiddags begraven op het kerkhof van 's Heerwillemskapelle. Bij zijn overlijden was hij 'maire' of burgemeester van 's Heerwillemskapelle. Ook was hij hoofdman van de 'reden ghilde van Spade-rijcke tot Sinte Catharina Cappelle en confrere der ghilde van de H. Sebastianus in Pervijse'. De volgende dinsdag 'is er in't voornoemde stervhuijs gedaen eenen solemnelen Lijk-dienst, in't bijwesen van zijne vrienden, sijne gebueren, alle de prochiaene, ende de confreren van de voornoemde twee ghilden, tot laevenissen van zijne ziele in welken dienst alle omstaenders hebben (soo ik peijse) devotelik gebeden ende geseyd :

O Lieven Jesu, Verleent
Jaecques Millevert's
ziele, d' eeuwige ruste'

Tot daar het trieste maar plezant vertelde verhaal van het dramatische levenseinde van de toenmalige hoofdman van de Gilde van Sint Sebastiaan.

Op de gaaischieting van 3 juni 1804 werd de 'gaey van Eeren' afgeschoten door Pieter Jacob Van Loo, een landbouwer van Pervijze.

In 1805 werd de 'zeer zedigen en Deugd-beroemden' Engelbertus Ketelers met algemeenheid van stemmen verkozen tot hoofdman van de Gilde. Bij deze gelegenheid werd een 'herts-grondigen en plegtigen opdracht, met veel need'righeyd' opgedragen. Het was een gedicht, dat gedrukt was op groot formaat bij boekdrukker en boekverkoper H. J. Bonhomme van Veurne. De plechtige inhuldiging van de nieuwe hoofdman greep plaats op 15 juli 1805 en werd gevierd door de volledige gilde. De koning van de Gilde was toen Pieter Van Loo, Engelbertus Van Beerst was deken, Decreton was de griffier, proost was E. H. Caestryck en de voormalige hoofdman was Vandenbussche.

In 1806 werd een zielemis gedaan voor het overleden lid Jan Buylaert. Ook de volgende jaren worden de kerkelijke diensten in eer gehouden en werd er voor een goed feestmaal gezorgd en werd er lustig op los geschoten.

In 1811 viel het Sint Sebastiaanfeest op een zondag. De plechtige mis werd om 9u30 opgedragen de volgende maandag. Dezelfde dag wordt de zielemis opgedragen door de kapelaan. Pastoor Caestryck merkt hierbij aan dat 14 stuivers aan de kapelaan dienen te worden betaald.

Als laatste gegeven over de gilde van Sint Sebastiaan kunnen we nog aanstippen dat er in 1812 een mis werd opgedragen voor vrouw Voordecker.

Latere gegevens over deze verdwenen vereniging zijn niet voorhanden.