terug naar vorig scherm

Historiek van het klooster der Zusters van Liefde


In 1829 spreekt men in Pervijze voor het eerst van een openbare school. Deze was gelegen tegenover de vroegere Sint-Catharinakerk. In dat huis, indertijd eigendom van de toenmalige burgemeester Buylaert, werd ook aanvankelijk het vrouwenklooster ondergebracht. Het waren zes zusters en twee juffrouwen van de in 1819 opgerichte orde der Zusters van Liefde, die er zich in 1864 kwamen vestigen. Was de school aanvankelijk toegankelijk voor zowel jongens als meisjes, vanaf 1865 onderrichtten de zusters er uitsluitend meisjes.

Aan de school was niet alleen een weeshuis maar ook een ouderlingengesticht verbonden.

In 1868 werd dan een nieuw kloostergebouw opgetrokken aan de Steenweg naar Nieuwpoort. Een jaar later werden dan ook kostschoolleerlingen aangenomen en nog een jaar later was het kloostercomplex voltooid.

Tot aan zijn sluiting kende het klooster van Pervijze acht oversten. Het was zuster Augustine Benoit die tot 1870 overste was. Zij werd opgevolgd door zuster Justine Dalle, die op haar beurt in 1904 plaats maakte voor zuster Libaria Vancompernolle. Zij zou overste blijven tot in 1953, jaar waarin Godelieve Vuylsteke haar opvolgde. Zij bleef dit maar een drietal jaar, waarna Pauline Vandenbunders kwam. Ook zij bleef maar een tweetal jaar zodat in 1958 Rosalia Deruytter overste werd. In 1964 werd zij opgevolgd door Philomena Noppe, die haar ambt slechts 1 jaar zou waarnemen. Als laatste overste kwam Anna Gunst in 1965 naar Pervijze.

Van de acht oversten die Pervijze gekend heeft, is zuster Libaria wellicht de meest kleurrijke. Zij was het die onderdak bood tijdens de eerste oorlogsmaanden van 1914, aan vluchtelingen en soldaten. Uit de hiernavolgende uittreksels van haar schrijven aan haar toenmalige overste, blijkt haar inzet voor de eerste - zowel burgerlijke als militaire - slachtoffers van het oorlogsgeweld. Hoewel zij als een kapitein haar klooster slechts als laatste wilde verlaten, moest zij toch vertrekken eind 1914 toen het klooster in de vlammen opging.

Uit het schrijven van zuster Libaria leren we dat het klooster van Pervijze voor het eerst rechtstreeks met het oorlogsgeweld werd geconfronteerd op 20 augustus 1914. Zowat 50 personen, afkomstig uit Luik, Lier, Mechelen en Hofstade, zochten er een onderkomen. Dit aantal zou aangroeien tot 150. Heel de parochie hielp financieel bij deze hulpactie. Werd op 22 september 1914 de school heropend, noodzakelijkerwijze moesten de leerlingen op 12 oktober opnieuw huiswaarts gestuurd worden. De oorlog klopte aan de deur.

Vluchtelingen en militairen klopten aan in de nacht van 11 op 12 oktober. Het zou het begin worden van een lange oorlogsnacht die zou duren tot eind 1914 toen het klooster afbrandde. In de volgende dagen vonden van 'den Grooten Staf' tot 'den minste soldaat' een onderkomen in het klooster. Ook zusters van dezelfde orde, die hadden moeten vluchten uit hun klooster in Schore en Oostende, kwamen in Pervijze aan waar ze de plaatselijke zusters bijstonden in hun hulpactie.

Vanaf 16 oktober moesten de vluchtelingen echter verder trekken om plaats te maken voor het leger. In de nacht van 19 op 20 oktober volgde dan het eerste bombardement op Pervijze. De kloosterkelders werden een uitgelezen schuiloord, hoewel zij ook vaak doorschoten werden. Het kloostergebouw zelf viel ten prooi aan het oorlogsgeweld zodat alle religieuze diensten doorgang moesten vinden in de kelders. Na deze eerste reeks bombardementen volgde een evacuatie. De meeste zusters verkozen echter in hun klooster te blijven. Evenwel kwam er in de nacht van 24 oktober een legerbevel om het klooster te verlaten gezien men voorzag dat het klooster zou in brand geschoten worden in de daaropvolgende uren. Aan dit bevel werd door zuster Libaria en de overgebleven zusters in eerste instantie gevolg gegeven.

Ze vertrokken nog voor het ochtendgloren langs de Steenweg naar Veurne. "Doch ik kon niet besluiten mijn dierbaar klooster te verlaten", zo schrijft verder zuster Libaria. Pas had men een half uur de kloosterdeur achter zich dicht getrokken of de overste sprak een kolonel aan die zij nog onderdak had gegeven en vroeg haar terug te brengen.

"Samen met nog een zuster die niet bevreesd was waren wij nog voor 8 uren terug in ons klooster". Het zou slechts een kortstondige terugkeer zijn. Want geheel de dag door vielen obussen op Pervijze zodat men verplicht was te schuilen in de kloosterkelders. Maar naast de meeste gebouwen waren ook reeds drie kelders doorschoten zodat men er niet meer veilig was. Van een kortstondige stilte werd 's avonds gebruik gemaakt om dan definitief te vertrekken. Een zuster bleef achter met drie "ouderlingen" die hun Pervijze niet wilden verlaten. Zij werden echter een drietal dagen later door een legervoertuig afgehaald, op vraag van zuster Libaria.

Enkele dagen later, de 30ste oktober viel het klooster ten prooi aan de vlammen. De rode haan zou vier dagen lang kraaien over het klooster. Slechts de gebouwen van het pensionaat en het wezenhuis bleven "gespaard". Deze waren echter ook reeds beschadigd door inslaande obussen.

De zusters, die inmiddels een onderkomen hadden gevonden bij hun medezusters in Alveringem en in Avekapelle, zouden ook tijdens de verdere oorlog instaan voor hulpverlening. Eerst gebeurde dit achter de frontlinies, nog op Belgisch grondgebied, maar later, uit veiligheidsoverwegingen, in Frankrijk. Zo konden de gevluchte kinderen verder onderwezen worden.

Eénmaal het oorlogsgeweld was verstomd zou het nog tot eind maart 1919 duren vooraleer alle kinderen uit Frankrijk naar België waren gerepatrieerd. De zusters zelf keerden naar Pervijze terug op 2 februari 1920, waar ze in een barak woonden tot in maart 1921. Dan konden ze hun intrek nemen in de nieuwgebouwde boerderij.

Van oktober 1922 tot oktober 1923 huisden ze dan in het externaat en de woning der oude vrouwen waar ze voorlopig het pensionaat in hadden ondergebracht. Van oktober 1923 tot mei 1924 verbleven ze in het nieuwe pensionaat om uiteindelijk op het einde van de paasvakantie van 1924 opnieuw het hoofdgebouw van het klooster te kunnen betrekken.

Met de heropbouw van het klooster hield de rol van zuster Libaria nog niet op, ze zou het klooster ook doen bloeien.

Op 21 februari 1925 bezocht koning Albert I Pervijze waarbij moeder Libaria de hand drukte van de vorst. De volgende jaren waren gekenmerkt door een voortdurende vergroting en uitbreiding van het klooster.

Op 10 mei 1940, toen de Duitse legers België binnenvielen werden alle internen naar huis gestuurd. Vluchtelingen vinden er opnieuw onderkomen en voedsel. Gewonde soldaten na een bombardement in de Nieuwpoortstraat krijgen er verzorging. Franse krijgsgevangenen worden er ook binnengebracht. Deze 1.300 man worden drie dagen later naar Duitsland gevoerd. Op 15 juli worden de klassen heropend.

Tijdens de oorlog, meer bepaald tijdens de winter van 1942, brengen Oostendse kinderen er een maand vakantie door. In februari 1943 volgt dan een evacuatie van de kostschool en het klooster. De internen krijgen onderdak bij burgers en ook de klassen worden ingericht bij vrijgevige burgers. In september van dat jaar keert men terug naar het klooster en de klassen. Slechts de speelzaal blijft bezet. De burgers die in eerste instantie onderdak hebben gegeven aan de schoolkinderen moeten deze kamers nu ter beschikking stellen van het Duitse leger. Vanaf 15 mei 1944 zijn er geen regelmatige klassen meer. Tweemaal per week komen de meisjes van het middelbaar naar de lessen. Het lager onderwijs heeft 's voormiddags les.

In september van dat jaar bevrijden Canadese troepen Pervijze zonder geweld en een maand later hervatten de kostschool en de dagschool hun leergangen.

De hoogtepunten tijdens de volgende jaren zijn er vooral van feesten. Zo zijn er de jaarlijkse missiefeesten en de respectievelijke jubilea van diverste kloosterzusters. De belangrijkste in deze rij was deze van eerwaarde moeder Libaria die haar diamanten kloosterjubileum vierde op 2 mei 1954. Zij zou vier jaar later overlijden in de gezegende leeftijd van 88 jaar.

Inmiddels kende het complex een verdere uitbreiding met een bakkerij, huishoudklassen, een badinrichting, een gymnastiekzaal, een verbetering van de speelplaats enz...

Bij het begin van de zeventiger jaren komen de eerste tekenen van een afbouw. Zo werd in 1971 het rustoord gesloten. Bij het overlijden van een zuster werd in 1972 de eigen bakkerij gesloten. Ook de groententuin werd in 1973 opgegeven. Eén voor één zouden onderdelen van het klooster stilgelegd worden tot in 1986 de laatste kloosterzuster uit Pervijze zou verdwijnen. Zo kwam een einde aan 120 jaar kloostergeschiedenis.

Pervijze zou echter een nieuw hart krijgen. In eerste instantie werd in een deel van de gebouwen een ontmoetingscentrum ingericht en ondertussen staan er sociale woningen op de gronden van het gesloopte kloostergebouw.

Bron : Het Volk 17 en 18/11/1988