Na zijn legerdienst ging hij op 20 januari 1914 vrijwillig bij de Rijkswacht waar hij op die datum gendarm werd en op 28 februari 1914 werd hij bevorderd tot brigadier te voet.
Bij het uitbreken van de oorlog maakte hij deel uit van het bewakingsdetachement dat Koning Albert I begeleidde. Hij bleef hierbij tot 28 augustus 1914. Vanaf die datum werd hij ingedeeld bij de Eerste Gemengde Brigade van het 1° Linieregiment.
Op 30 september 1914 werd hij bevorderd tot wachtmeester en in oktober 1914 nam hij deel aan de IJzerslag en bleef bij dit regiment tot 5 januari 1915.
Vanaf dan tot 25 mei 1916 maakte hij deel uit van de Wacht van het Hoofdkwartier. Voor de verdere duur van de oorlog werd hij verschillende malen gemuteerd : tot 16 juli 1916 bij de mobiele eenheid te Calais, tot 24 december 1916 bij een tussentijdse eenheid te Watten in Frankrijk, tot 8 augustus 1917 te Koksijde bij de troepen aan zee, tot 18 september 1917 opnieuw bij de mobiele eenheid te Calais, top 2 juli 1918 opnieuw bij de troepen aan zee, ditmaal te De Panne en tot slot tot 12 november 1918 bij het Hoofdkwartier.
Na de wapenstilstand bleef hij bij de Rijkswacht.
Behaalde eretekens (klik op de afbeelding voor omschrijving)
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij opnieuw gemobiliseerd bij de Rijkswacht tijdens de achttiendaagse veldtocht en vanaf 1 april 1942 tot 14 oktober 1944 was hij erkend gewapend weerstander.