Hij werd opnieuw opgeroepen op 4 augustus 1914 en reeds op 5 augustus werden ze ingezet bij gevechten bij Herstal waar talrijke slachtoffers vielen. Vanaf 12 september waren ze betrokken bij de gevechten bij Wespelaar en tegen het einde van de maand bij Tisselt.
Toen werd de terugtocht naar de kust aangevat maar op 9 oktober trok zijn volledige compagnie, officieren inbegrepen, de grens met Nederland over en werden ze daar geïnterneerd voor de verdere duur van de oorlog.
Uit een postkaart die hij schreef naar familie in Molenbeek blijkt dat hij verbleef in Middelharnis, een eiland in de Waddenzee. Tijdens zijn internering leerde hij Frans en hield hij waarschijnlijk ook een dagboek bij waarvan echter slechts één bladzijde bewaard is gebleven. Daarop schreef hij : "Ik zit hier nu al drie jaar in Nederland uit te zien naar de vrede die maar niet komt. Soms ben ik heel droefgeestig, maar ik hou er de moed toch in: na lijden komt verblijden. Zo zijn we bijna 1918 en er is nog niets veranderd."
Slechts op 19 december 1918 werd hij gerepatrieerd en op 1 februari 1919 werd hij gedemobiliseerd.
Behaalde eretekens (klik op de afbeelding voor omschrijving)