Op 13 mei 1918 werd hij met een speciale lichting opgeroepen. Hij kwam terecht in het opleidingskamp van de Infanterie te Auvours.
Na zijn opleiding werd hij ingedeeld bij verschillende diensten die legerden in de achterste linies van het front, ondermeer bij het opzoeken van lijken.
Na de wapenstilstand werd hij ingezet in de Compagnie van krijgsgevangen gemobiliseerden te Antwerpen.
Op 5 november 1919 werd hij gedemobiliseerd en met een marsorder op zak kon hij afreizen naar Spycker in Noord Frankrijk.
Hij kon geen aanspraak maken op frontstrepen.