Op 1 augustus werd hij opnieuw opgeroepen uit onbepaald verlof en ingedeeld bij de Vestingstroepen van het 4° Linie en bleef daarbij tot 19 oktober 1914. Dan werd hij ondergebracht bij de 72° Compagnie werklieden waarbij hij bleef tot eind juli 1915.
Toen werd hij ingedeeld bij de reservetroepen van de Genie. Op 1 april 1917 moest hij naar Adinkerke waar hij vanaf dan deel uitmaakte van de Spoorwegtroepen. Tijdens deze dienst slaagde hij er op een niet nader genoemde datum in een Engelse munitietrein in veiligheid te brengen. Daarvoor zou hij na de oorlog voorgedragen worden voor een medaille in de orde van Leopold II.
Tijdens zijn dienst werd hij ook tweemaal slachtoffer van een gasaanval.
Op 25 augustus 1918, dus nog voor het einde van de oorlog, werd hij met verlof zonder soldij gezonden, waarschijnlijk naar aanleiding van de gevolgen van één van de gasaanvallen waar hij het slachtoffer van was. Dit verlof duurde tot 10 november 1918.
Op 1 februari 1919 mocht hij met onbepaald verlof.
Behaalde eretekens (klik op de afbeelding voor omschrijving)